DE INVAL VAN DE FRANSEN EN DE START VAN DE BATAAFSE REPUBLIEK
De politieke en economische situatie was in Nederland rond 1800 verre van rooskleurig. Op 1 februari 1793 was het Franse leger met 14.000 man onder leiding van generaal Dumouriez West-Brabant binnengevallen. Bergen op Zoom werd met rust gelaten, maar Breda werd op 27 februari ingenomen.
De belegering van Willemstad mislukte, maar Klundert en Geertruidenberg werden wel veroverd. Op 16 maart werden de Franse troepen teruggetrokken omdat zij nodig waren in de Zuidelijke Nederlanden.
De Fransen werden op 18 maart 1793 door de Oostenrijkers verslagen bij Neerwinden in Vlaams Brabant, maar de Republiek was nog niet van de Fransen af. In 1794 trok opnieuw een Frans leger naar het noorden en dankzij een observatieballon was dat nu in staat de Oostenrijkers bij Fleurus te verslaan. De Franse bevelhebber was door de verkenners in de ballon voortdurend op de hoogte gebracht van de Oostenrijkse bewegingen.[1]
In december 1794 kon de Franse generaal Pichegru over de bevroren rivieren de Republiek binnen trekken en in januari 1795 kwam het tot een algemene capitulatie. Stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland. Met het uitroepen van de Bataafse Republiek was aan de federatieve Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden voorgoed een einde gekomen. Regelmatig braken er opstootjes uit en vechtpartijen tussen Patriotten en Prinsgezinden waren schering en inslag. Vanaf het midden van de achttiende eeuw behoorde meer dan een derde van de bevolking niet tot de gereformeerden. Dat hield in dat zij uitgesloten waren om deel te nemen aan het bestuur van stad en land. Dit zorgde in toenemende mate voor ontevredenheid en spanningen. De Oranje’s, regenten en het door hen georkestreerde ‘oranjegepeupel’ probeerden de hervormingen die de patriotten voorstonden met alle mogelijke middelen tegen te houden. In 1787 gingen na de inval van een Pruisisch leger veel leidersfiguren van de patriotten in ballingschap. Na de inval van de Fransen keerden zij terug.
[1] www.bahavzw.be , website van de Vereniging voor Belgische historische luchtvaart. Geraadpleegd 19-03-2015
Aankomst van de 131ste demi-brigade 'de Bataille' te Vlissingen in 1795 geschilderd door David Kleyne. Collectie Nederlands Scheepvaartmuseum te Amsterdam. Inv.nr. A.5370.
Dit was in een notendop de politieke situatie op het eind van de achttiende eeuw. De regenten die tot dan de macht hadden, hadden plaats gemaakt voor de nieuwe machthebbers: de patriotten. De meeste tijd leefden prinsgezinden en patriotten in de nieuwe Bataafse Republiek echter min of meer beleefd langs elkaar heen. De omwenteling van 1795-1798 werd niet voor niets de ‘fluwelen’ revolutie genoemd.[1]
[1] Van Sas, De metamorfose van Nederland, 109.
De Staten-Generaal van de Bataafse Republiek nam geen overhaaste besluiten en zou de Generaliteitslanden willen laten voortbestaan. In de zomer van 1795 wilden echter de provisionele representanten van Bataafs Brabant (de voorlopig gekozen vertegenwoordigers van de Brabantse bevolking) er voor zorgen dat Bataafs Brabant als een zelfstandig gewest opgenomen zou worden in de Staten-Generaal. Daartoe werd er een Concept Plan opgesteld dat in het stadhuis te lezen was. Op 27, 28 en 29 juli was het van 9 tot 12 uur in te zien. 30 juli zou er dan in de Grote Kerk over gestemd moeten worden. Waarbij degenen die niet kwamen opdagen gerekend zouden worden als ja-stemmers. Niet iedereen in Bergen op Zoom was het daar mee eens. Een grote groep van 728 burgers, mannen en vrouwen, tekenden daartoe een akte van protest. Een aantal vooraanstaande Bergse burgers had hier toe het initiatief genomen. Een notaris zou deze akte van protest aan de Municipaliteit aanbieden. Hem werd verstaan gegeven dat wanneer hij niet zelf het stadhuis zou verlaten hij door de wacht naar buiten zou worden geleid. Kortom, de nieuwe machthebbers trokken zich niets aan van dit protest. De kern van een machtswisseling is nu eenmaal dat degenen die het eerst voor het zeggen hadden dat opeens niet meer hebben.
Er valt over de ondertekenaars van de akte van protest nog wel het een en ander te zeggen. Alle namen van de Bergse schippers komen er op voor. De naam Van Dort komt er 15 maal op voor, Schot 10 maal en Touw 4 keer. Verder De Haas 5 x. De Jager 10 x, Van der Kuyl 8 x, Van Nispen 6 x en Wakkee 11 x.
De 728 ondertekenaars zijn te verdelen in 607 mannen en 121 vrouwen. Van de 728 konden er 230 hun naam niet schrijven en ondertekenden met een kruisje. Bijna een derde kon dus niet lezen. Het percentage vrouwen dat niet kon lezen was 42% en bij de mannen was dat 29 %. Dat iemand zijn naam kon schrijven wil nog niet zeggen dat zo iemand in staat was een ingewikkeld stuk te lezen en te begrijpen. Het aantal ongeletterden moet daarom hoger zijn geweest.
De lijst met namen van de ondertekenaars werd gepubliceerd in de Bijlagen voor den Courier van Bataafsch Braband. Deze Courier van Bataafsch Braband was een geschrift met een onvervalst patriottische inslag. De Algemene Verordening Persoonsgegevens bestond nog niet. De nieuwe machthebbers hadden hier mee een lijst in handen van hun tegenstanders. Jan Touw de Jonge was een van de ondertekenaars. Hieronder is te lezen wat hem een jaar later overkwam.
EEN VECHTPARTIJ TUSSEN PATRIOTTEN EN PRINSGEZINDEN
Mijn voorvader Jan Jansz Touw (1756-1807) was op het eind van de achttiende eeuw beurtschipper vanuit Bergen op Zoom op Amsterdam. Waarschijnlijk had hij een goede reis gedaan en ging hij dat vieren samen met zijn neef Jan Danielsz Touw. Neef Jan was beurtschipper op Gouda. Op 8 augustus 1796 gingen ze samen om zeven uur naar de herberg De Meersche Tuin. Dat was een gerenommeerd établissement waar de stedelijke elite van Bergen op Zoom haar vertier zocht. Omstreeks elf uur wilde mijn toen veertigjarige voorvader naar huis. Het was niet bij één fles wijn gebleven. Laten we het maar gewoon zeggen: hij was dronken. Anderen vonden het ongezellig dat hij al wegging en haalden hem over om nog wat te blijven. Kort daarop ontstond er een woordenwisseling. Dat ging van kwaad tot erger. Jan werd buiten gedaagd door Christiaan Veraart, een meester-horlogemaker. Deze riep: ‘Kom mijn vriend, kom eens buiten, dan zullen wij malkander spreken.’ Jan ging op die uitnodiging in en liep naar de tuin. Degenen die binnen waren gebleven hoorden een ijselijk geschreeuw. Een zwaargewonde strompelde de tuinkamer binnen. Die tuinkamer was vermoedelijk de balzaal tegenover de kolfbaan. Eerst was niet duidelijk wie de gewonde was, zo erg was hij toegetakeld. Het bleek dat Jan Jansz Touw de ongelukkige was; hij zat onder het bloed en zijn rechteroog hing op zijn wang. Jan Danielsz Touw ondervroeg zijn neef wie dat op zijn geweten had. ‘Dat hebben Jan Gustenhove, Matthijs Mansfeld en Christiaan Veraart mij met hun drieën gedaan.’ Er waren nog steeds schermutselingen, Mansfeld bleef aan de gang, gewapend met sabel en een stok. Jan Danielsz Touw heeft nog getracht hem die afhandig te maken. Hij kreeg alleen de stok te pakken. Daarna vond hij het raadzaam eerst zijn neef in veiligheid te brengen. Het bleef onrustig in de herberg. Van wat er nog meer gebeurd is, kon Jan Danielsz Touw ons niets melden. Lezend tussen de regels van de akte is op te maken dat niet alle getuigen helemaal oprecht zijn: zij verklaarden niets gezien of gehoord te hebben. De latere advocaat Matthijs van Mansfeld (1768-1845) was een overtuigd en militant patriot en werd in 1795 lid van het Comité Révolutionnair. Van Gustenhove en Veraart komen voor als leden van de Burgersociëteit De Eendracht, een politiek genootschap van patriottische signatuur. De leden van de familie Touw stonden bekend als prinsgezind. [1]
[1] MHC, NA, inv. nr. 1030, aktenr. 131.
1 TERUG NAAR GESCHIEDENIS 1793-1852
Maak jouw eigen website met JouwWeb