SCHIPPERS & SCHEPEN 1871 / 72

In het register der Patentschuldigen kunnen we precies zien wie er  omstreeks 1871 - 1873 met zijn gezin aan boord woonde. Ook de naam van het schip, de grootte en de naam werd vermeld.

 

 

In de periode 1871 – 1873 waren de schepen die tot de tjalkachtigen gerekend moeten worden nog steeds het meest populair bij de Bergse schippers. Van de 54 schepen die dan in Bergen thuishoren, behoren niet minder dan 45 tot de tjalkachtigen. Nu ontbreken er enkele schepen op deze lijst want Rijnschippers waren vrijgesteld van de patentbelasting. Er waren voor 1871-1873 nog niet veel Bergse schippers in de Rijnvaart actief. Dit handjevol vroege Bergse Rijnschippers kwam in Eerste Rijnschippers 1866 ter sprake.

 

We zien hier dat nog meer dan de helft van de Bergse schepen valt in de tonnageklasse 8 -50 ton. Dat is de maat van de schepen die in het begin van de negentiende eeuw in de vaart waren. In 60 jaar tijd is de Bergse vloot verdubbeld. Waren de schepen in 1812 niet groter dan 45 ton, in 1871/73 zijn er 24 grotere schepen bijgekomen. Maar eigenlijk is alles nog klein-schalig en waren er maar twee schepen groter dan 100 ton.

Wat echt opvalt is het opduiken van de term ‘tjalk’ in Bergen op Zoom. Bewaard gebleven bijlbrieven-verkoopakten uit de periode 1700-1799 opgemaakt te Willemstad leren ons dat de naam tjalk daar pas opduikt vanaf 1780.[1]

In 1831 is er in Bergen op Zoom nog niet een schip dat tjalk wordt genoemd. In 1871-1873 worden van de 45 tjalkachtigen er ineens 24 omschreven als tjalk. Het gemiddelde tonnage van de 21 tjalkachtigen was 39,5 ton en van de 24 schepen die omschreven staan als tjalk 67,5 ton. Het blijkt hier dat de schippers die met een tjalk gaan varen op een groter schip zijn overgegaan.

Al in het begin van de negentiende eeuw kwamen er met turf geladen tjalken van Friese eigenaars naar Zeeland en Bergen op Zoom. Het verschijnen van de tjalk met Zeeuwse of Brabantse eigenaars moet in de jaren rond 1860 zijn begonnen.

[1] Van Mastrigt, ‘Van Damschuiten, Ponen, Hengsten’, 11.

 

DE KOMST VAN DE TJALK UIT HET NOORDEN IN DE ZEEUWSE WATEREN

Volgens het Rijnschepenregister van 1898 hoorden er in Zeeuws-Vlaanderen (Breskens, Terneuzen en Walsoorden) 39 houten schepen thuis. De houten schepen waren onderverdeeld in één Dorstense aak, vier otters en 32 tjalken. Slechts een tjalk kwam uit Zeeland en was in Arnemuiden gebouwd. Drie waren in Noord-Brabant gebouwd, om precies te zijn in Zevenbergen. 14 tjalken kwamen van Zuid-Hollandse werven en 14 kwamen er uit Friesland en Groningen. De zes oudste tjalken, gebouwd in de jaren 1856-1862 kwamen uit Dordrecht (2), Lekkerkerk (2), Zevenbergen (1) en Joure (1). De jongste houten tjalken waren in 1898 ook al weer 15 jaar oud. Zij waren gebouwd in Foxholsterbosch. Hieruit kan men concluderen dat de Zeeuws-Vlaamse schippers zo rond 1862-1883 hun oude in Zeeland, Brabant en Zuid-Holland gebouwde kleinere scheepstypen inruilden voor grotere tjalken uit de Noordelijke provincies.[1]

 

In 1892 hoorden er te Bergen op Zoom naast andere schepen 17 tjalken en 3 otters thuis. Van de tjalken kwamen er 12 uit het Noorden. Waarom de schippers overstappen op in het Noorden gebouwde schepen is niet zo moeilijk. De prijs was doorslag-gevend. Het is bekend dat de oude tjalkachtige schepen die de Zeeuwse wateren bevoeren zwaargebouwde, dus prijzige, schepen waren. Wanneer zulke zware schepen groter moeten worden gebouwd stijgt de prijs navenant.

Tijdens de Krim-oorlog (1853-1856), toen de Engelsen niet op Rusland konden varen, hadden Groningers hun plaats ingenomen. Het waren gouden jaren voor de Noordelijke werven. Na de Krim-oorlog was dat afgelopen: er was nu een enorme overcapaciteit aan zeeschepen. De scheepswerven trachten te overleven door voor de binnenvaart te gaan bouwen.[2]  

[1] Touw, ’Reactie Kees Touw’, 58-59.

[2] De Jonge, De Industrialisatie, 159

 

VERVOLG KLIK  BROEDERTROUW ZINKT 1875

1 TERUG NAAR AAN BOORD WONEN

Maak jouw eigen website met JouwWeb