EINDE FRANSE TIJD

 

Willem Frederik, de zoon van stadhouder Willem V, had in 1813 de regering aanvaard met als titel soeverein vorst. Op het Wener Congres in 1815 werd bepaald dat Noord-Nederland met de Zuidelijke Nederlanden verenigd zou worden om zodoende een groot land te creëren dat eventuele Franse expansie zou kunnen tegengaan. Willem nam de titel koning der Nederlanden aan. Het ontstaan van de constitutionele monarchie is voornamelijk te danken aan Gijsbert Karel van Hogendorp. Hij zag het prinselijke of monarchale beginsel niet alleen als een waarborg voor een zekere eenheid maar ook als een bescherming van de gewone man tegen de aristocratie.[1]

Het land verkeerde in een diepe crisis. In de grote steden leefde vaak de helft van de bevolking geheel of gedeeltelijk van de bedeling. De mensen waren apathisch en het land raakte vergeleken met de buurlanden steeds verder achterop. Willem I , bijgenaamd koning-koopman, was sterk geïnteresserd in economische expansie. Hij richtte de Nederlandsche Handels Maatschappij op en zorgde voor de aanleg van straat-, spoor- en waterwegen. Daarbij gaf hij mannen als G.M.Roentgen en P. van Vlissingen alle ruimte. De eerste als oprichter van scheeps- en machinefabriek Fijenoord te Rotterdam en de tweede voor een gelijksoortig bedrijf in Amsterdam. Kooplieden en industriëlen kregen veel steun van koning Willem I.[2]

De manier waarop het land geregeerd werd, begon in wat later België zou gaan heten voor problemen te zorgen. Feit is dat het qua inwonertal grotere België niet goed werd vertegenwoordigd. Toch profiteerde België volop van de Nederlandse bezittingen in Oost- en West-Indië. De textielnijverheid in Vlaanderen, de kolen- en metaalnijverheid in Henegouwen en het gebied rond Luik namen een hoge vlucht.[3]

Er kwam steeds meer oppositie tegen de manier waarop Willem I het Zuiden probeerde te besturen. Vooral de taalwet van 1819 kon geen genade vinden. Hierin was bepaald dat in de Vlaamstalige gewesten voortaan het Nederlands in plaats van het Frans de officiële taal zou zijn. De verfranste bourgeoisie verzette zich heftig. Het merendeel van de ambtenaren en het regeringspersoneel kwam uit het Noorden en dat was zeer tegen de zin van de Belgen.[4] Op allerlei terreinen waren er krachten aan werk om de legitimiteit van het nieuwe gecombineerde Koninkrijk aan te tasten. Uiteindelijk leidde alle opgekropte ergernissen tot onlusten die een eind maakten aan het Verenigd Koninkrijk.

In maart 1815 ontsnapte Napoleon van Elba en deed hij een laatste poging om de macht terug te krijgen. De vesting Bergen op Zoom werd weer snel in staat van verdediging gebracht. De vesting was ernstig verzwakt omdat de vesting Steenbergen in de Franse tijd was opgegeven. De noordkant was nu niet gedekt.[5] Maar eigenlijk was het niet meer nodig, want Napoleon werd op 18 juni 1815 bij Waterloo verslagen. Bergen op Zoom werd een slapende vesting. Er bleef nog wel een garnizoen dat de plaatselijk bevolking kans gaf wat te verdienen met het leveren van zaken als brandstof, levensmiddelen, hooi en stro voor de paarden en wat al niet meer. De plaatselijke nijverheid leidde een kwijnend bestaan en net als in veel andere Nederlandse plaatsen waren er nogal wat mensen aangewezen op de bedeling.

 

We zijn nu in een tijd beland die ons de kans geeft om niet alleen te kijken naar de ellende die de Fransen ons land gebracht hebben, maar ook te kijken naar de verworvenheden. De invoering van de Burgerlijke Stand is er een van. De andere zijn onder meer de Volkstellingregisters en de Bevolkingsregisters. Een goede bevolkingsadministratie is onder andere noodzakelijk om te kunnen vaststellen wie in aanmerking komt voor militaire dienstplicht. Op deze manier kreeg de centrale overheid ook controle over de lagere overheden.

Dat er ook in het schippersbestaan een nieuwe tijd aan komt bewijst in 1816 de komst van de Defiance, de eerste stoomboot op de Nederlandse wateren. Het Engelse schip stond onder bevel van kapitein Wager. Ook in 1817 en 1818 kwamen er Engelse stoomboten naar Nederland. Zij probeerden hier een voet aan de grond te krijgen. Vracht en passagiers zouden veel sneller ter plaatse zijn. Concessies werden er echter niet verleend. Gemeentebesturen waren nog niet bereid hun eigen beurtschippers op deze manier te laten beconcurreren.[6]

[1] Kossmann, De Lage Landen, 97.

[2] Kossmann, De Lage Landen, 150.

[3] Kossmann, De lage Landen, 118.

[4] Kossmann, De Lage Landen, 131.

[5] Van Ham, Merck toch hoe sterck, 96.

[6] De Boer, Het leven en bedrijf, 46.

 

VERVOLG KLIK  SCHIPPERS BEGIN 19E EEUW

1 TERUG NAAR  EINDE FRANSE TIJD