DE OORSPRONG EN BETEKENIS VAN DE TYPENAAM 'LUXE MOTOR'

 

Dit artikel verscheen eerder in twee delen in het blad van Vereniging De Binnenvaart. 

Binnenvaart, 33e jrg., april 2024, Deel 1. 

Binnenvaart, 33e erg., juni 2024, Deel 2.

 

Afbeelding 1.  Motorschip Atalanta circa 1930 bij de scheepslift te Henrichenburg (D) [Collectie K.T.]

 

 

1. DE TYPEOMSCHRIJVING ‘LUXE MOTOR’ WAS NIET OVERAL IN NEDERLAND GEBRUIKELIJK

 

In 1991 stuurde ik deze foto naar Weekblad Schuttevaer voor de rubriek Die Goede Oude Tijd.[1] Inderdaad, lang geleden. Ik beschreef het in 1923 voor mijn grootvader gebouwde motorschip Atalanta en vermeed bewust de term ‘Luxe Motor’. Het schip mat 234 ton. De afmetingen waren 35.20 bij 5.99 meter.

Kortom ‘een forse luxe motor’ schreef prompt de samensteller van de rubriek.[2] Al eerder had ik mijn ooms Bas Touw (1903-1986), Klaas Touw (1906-2003) en ook mijn vader Lies Touw (1910-2007) gevraagd of ze de Atalanta een Luxe Motor noemden. Het antwoord van elk afzonderlijk was kort maar zeer duidelijk: ‘Nee.’ Of ze collega’s kenden die dit soort schepen vroeger luxe motors noemden. Opnieuw luid en duidelijk: ‘Nee.’ De term Luxe Motor kenden ze wel maar eigenlijk alleen maar uit weekblad Schuttevaer. ‘Hoe noemden jullie dit type schip dan?’

‘Nou, gewoon een motorschip of liever gezegd een motor zonder meer.’ Een kleiner formaat werd dan een motorscheepje of een motórekke. Dat laatste klonk zo omdat ze oorspronkelijk uit Bergen op Zoom kwamen. Verder kenden ze de beurtmotor. Ook de ‘Belzemotor’ werd genoemd.[3] Vaak met veel minder zeeg en ronde luiken. Al deze motorschepen kwamen voor in allerlei maten en kenden veel verschillen in uitvoering.

Kees Keizer, oud-schipper en een van de moderators van het Binnenvaartforum, vertelde dat hij zijn vader Arie Keizer (1909-1985), schipper uit Stad aan het Haringvliet, ook nooit over een luxe motor had horen spreken.[4]

Pieter Klein, de man achter de rubriek binnenvaarttaal op de site van vereniging De Binnenvaart, schreef dat de term vermoedelijk pas in de jaren vijftig is ontstaan.[5] Zijn oudste bewijs in druk droeg het jaartal 1959.

 

[1] Weekblad Schuttevaer 23-11-1991

[2] Waarom de Atalanta een fors schip werd genoemd is niet bekend. Er waren in 1930 aardig wat grotere motorschepen in de vaart die wel 12 tot 15 meter langer waren. N.B. dat waren geen verlengde schepen.

[3] Belgische Motor

[4] https://www.kustvaartforum.com/index.php

[5] https://www.debinnenvaart.nl/binnenvaarttaal/index.php

 

2. DE TYPENAAM LUXE MOTOR IN ADVERTENTIES VAN KRANTEN EN WEEKBLAD SCHUTTEVAER

 

Op het moment dat er in tijdschriften en kranten de term luxe motor opduikt moet het zeer waarschijnlijk toch al langer bij schippers hebben rondgezongen.

Harry de Groot (1951-2022), bekend auteur van veel boeken over de Nederlandse binnenvaart, dacht dat het een typisch geval van ‘schipperstaal’ was en schreef dat scheepsbouwers de naam in ieder geval niet bedacht hadden. In advertenties van werven had hij de term ‘Luxe Motor’ nooit aangetroffen.[1]

Wanneer ‘Luxe Motor’ als schipperstaal beschouwd moet worden dan rijst toch de vraag: van welke schippers dan? Uit het voorgaande blijkt dat het niet de schippers waren uit Zeeland, Noord-Brabant of uit wat men nu de Randstad noemt.

Er zijn nu dankzij Delpher, de zoeksite van de Koninklijke Bibliotheek waar mee oude kranten, tijdschriften en boeken te doorzoeken zijn, verschillende advertenties en berichten tevoorschijn gekomen waaruit blijkt dat zo goed als zeker de term ‘Luxe Motor’ zijn oorsprong heeft in de Noordelijke provincies.

[1] Zie het Binnenvaartforum in het onderwerp Luxe motors, 3 dec. 2013.

 

Afbeelding 2. Weekblad Schuttevaer, 12-11-1949

 

In weekblad Schuttevaer stond op 12 november 1949 een advertentie dat er door de Groningse scheepsmakelaar Middendorp een Luxe Motorschip van 50 ton aangeboden werd.[1] Dan moet hij ervan hebben uitgegaan dat zijn doelgroep wist wat hij bedoelde met Luxe Motorschip.

De in Amsterdam gevestigde scheepsmakelaar E. Hut & Co bood op 27 augustus 1949 een prachtig onder klasse gebouwd luxe Motorschip, uitgerust met een 80 pk Kromhout diesel aan om te ruilen voor een luxe Motorschip van ± 225 à 275 ton.[2]

Hierboven heb ik net verkondigd dat de term Luxe Motor in wat men nu de Randstad noemt niet gebruikelijk was. Scheepsmakelaar Hut was zeer waarschijnlijk afkomstig uit Groningen.  Er voeren aardig wat Groningse schippers rond met deze achternaam.

Weer iets eerder was er in Schuttevaer een advertentie geplaatst waarin een luxe motorschip van 122 ton te koop werd aangeboden.

[1] Weekblad Schuttevaer, 12-11-1949.

[2] Weekblad Schuttevaer, 26-03-1949

Afbeelding 3. Weekblad Schuttevaer, 16-08-1947

 

In 1946 wilde iemand zijn modern winkelhuis en Rijwielhandel en IJzerhandel met een nieuwe werkplaats uit 1946, waarin een zandstraalapparaat en een moffelinrichting, gelegen aan de Hoogeveense vaart ruilen tegen Luxe Motorschip van ca 150 ton.[1]

 

In de Schuttevaer van 4 augustus 1945 vraagt schipper W. van Dijk uit Kampen waar zijn door de Duitsers in beslaggenomen schip gebleven kan zijn. Hij is op zoek naar zijn luxe Motorboot Johanna, 133 ton groot.[2]Hij had dit in 1924 gebouwde motorschip in 1936 gekocht. Daarvoor voer hij op een 114 ton grote motortjalk eveneens Johanna genaamd.

[1] Weekblad Schuttevaer, 05-10-1946

[2] Weekblad Schuttevaer, 04-08-1945

Afbeelding 4. Weekblad Schuttevaer, 04-08-1945

 

Van Dijk heeft uiteindelijk zijn schip teruggevonden. Wanneer het schip in 1953 opnieuw gemeten wordt is hij nog steeds de eigenaar. Hier blijkt dat hij het schip met bijna vijf meter heeft laten verlengen.[1]

[1] LSD, Meetnr. G8437N, 13 mei 1953.

Afbeelding 5. Nieuwsblad van het Noorden 06-06-1941

 

Het oudste bericht dat ik heb aangetroffen was een advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden op 6 juni 1941.

De tientallen andere advertenties uit de dertiger jaren waarin vaartuigen te koop of te huur werden aangeboden met de toevoeging ‘luxe’ waren allemaal pleziervaartuigen. Duidelijk is dat de Noordelijke schippers en scheepsmakelaars met hun advertenties in weekblad Schuttevaer een belangrijke rol hebben gespeeld in het propageren en verspreiden van de term ‘Luxe Motor’. Blijft over de vraag wat maakt een motorschip een ‘Luxe Motor’.

 

 

3. EERSTE VERKLARING TERM LUXE MOTOR: DE OVERGANG VAN KRAP NAAR RUIM

 

Aardig wat auteurs op het gebied van de geschiedenis van de binnenscheepvaart hebben een verklaring gezocht voor de term ‘Luxe Motor’. Ik noem schrijvers als Henk Bos, Harry de Groot en Frits Loomeijer. Meestal komt het erop neer dat er op het nieuwe motorschip meer ruimte was in het frisse bovendekse woongedeelte met grote ramen dan in het bedompte onderdekse woongedeelte van het oude schip dat verlaten werd. Dat dat als luxe werd ervaren is te begrijpen. Het klopt in zoverre alleen wanneer men daadwerkelijk van een dergelijk klein schip naar een groter motorschip overstapte.

Afbeelding 6. Reclame ansichtkaart circa 1909 van scheepswerf H. & D. de Goede te Zwartsluis.

 

Jammer genoeg is er nooit onderzoek gedaan van welk soort schip de startende motorschipper afkwam. De enkele voorbeelden waarvan ik weet heb laten zien dat er veel variatie in de schepen zat die werden ingeruild voor een motorschip.

De een was opgegroeid op een houten hektjalk, begon voor zichzelf op een eenmastklipper en liet in 1914 een motorschip met roef en stuurhut van 150 ton bouwen.[1] De ander, een schipper uit Willemstad, was begonnen op een klipper en liet deze in 1922 motoriseren. Na ombouw mat het 125 ton.  In 1925 liet hij een nieuw motorschip van 128 ton bouwen.[2]

Bijzonder was de carrière van de visser die in 1917 stopte met vissen en als schipper begon op een tweedehands paviljoentjalk van 73 ton, daarna in 1924 een 180 ton groot motorschip overnam en in 1927 een nieuw motorschip van 360 ton liet bouwen.[3]

Mijn grootvader ruilde in 1923 zijn klipper van 231 ton in voor een nieuw motorschip van 234 ton. [4] Dan was er ook nog een die van een klipper van 172 ton kwam en in 1930 ging varen met een nieuw motorschip van 175 ton.[5] De laatste twee gingen er waarschijnlijk op achteruit qua woning. Op klippers zat al een behoorlijke roef en die hadden ook nog een achteronder. Dat was op een motorschip om begrijpelijke redenen niet mogelijk.

Laten nou net al de hierboven genoemde schippers allemaal schippers zijn die hun schip nooit een ‘Luxe Motor’ noemden.

 

[1] J. Th. Schot (1861-1938) te Bergen op Zoom. https://www.jouwweb.nl/v2/website/839371/editor/page/3193895?utm_source=(direct)&utm_medium=(none)&utm_campaign=(not%20set) Zie SCHOT 1 sub IV e.

[2] D.G.G. van Os (1870-1938) Zie: Kees Touw, ‘Schepen en Schippers van Willemstad (1800-1950), Ravelyn, Heemkundekring De Willemstad, 40e jrg., nr. 3, dec. 2022, p.23.

[3] D.J. de Haas (1888-1962) te Bergen op Zoom. https://www.jouwweb.nl/v2/website/839371/editor/page/3196257?utm_source=(direct)&utm_medium=(none)&utm_campaign=(not%20set) Zie DE HAAS 2 sub V f.

[4] C.J. Touw (1876-1944) te Bergen op Zoom. https://www.jouwweb.nl/v2/website/839371/editor/page/3195089?utm_source=(direct)&utm_medium=(none)&utm_campaign=(not%20set) Zie TOUW 2 sub IV e.

[5] J.H. de Haas (1873) te Bergen op Zoom. https://www.jouwweb.nl/v2/website/839371/editor/page/3196257?utm_source=(direct)&utm_medium=(none)&utm_campaign=(not%20set)  Zie DE HAAS 2 sub IV g.

 

4. TWEEDE VERKLARING TERM LUXE MOTOR: DE OVERGANG VAN ARMOEDIG NAAR LUXUEUS

 

De tweede verklaring heeft te maken met het feit dat roeven van Luxe Motors met kostbare houtsoorten waren betimmerd. Dat laatste zal best bij enkele schepen zijn voorgekomen maar het merendeel van de betimmeringen van de roeven zal hebben bestaan uit goedkopere houtsoorten die werden geschilderd of gehout.[1]  Bij houten had men bijvoorbeeld de keus tussen eiken of mahonie. Wanneer het door een vakman was gedaan zag men niet of nauwelijks dat men te maken had met namaak.

Dat er roeven waren die met kostbare tropische houtsoorten waren betimmerd dat ontken ik niet. Ik heb zelf zulke roeven gezien. Kast- en andere deuren hadden brede mahoniehouten panelen die een teakhouten omlijsting hadden. Een marmeren schoorsteen ontbrak dan niet.

Nogmaals, dit waren uitzonderingen.

 

[1] ‘Houten’ is het aanbrengen van een houtimitatieschildering waarmee de nerven werden aangebracht met metalen kammen. Houtpatronen werden aangebracht met langharige daskwasten. Naast houten bestond er ook ‘marmeren’. In de jaren zeventig van de vorige eeuw vertelde een oude huisschilder me dat er vroeger ook ‘zeilen’ bestond. Dan werd er op de vloer een ongeveer 40 centimeter brede band langs de wanden geschilderd in een basiskleur. Na droging werden kinderen gevraagd met hun tenen uit een schoteltje wat verf op te nemen om daarna op hun tenen langs de plinten te gaan trippelen. Elk kind een andere kleur. Zo ontstond er een imitatie van een zeil. Na droging kwam er vernis op. Het niet bewerkte stuk vloer werd afgedekt met een mat. Dit alles in een tijd dat materiaal duur en arbeid goedkoop was.

 

 

5. DERDE VERKLARING TERM LUXE MOTOR: DOOR DE MOTOR ALTIJD DIRECT KUNNEN VERTREKKEN IN PLAATS VAN WACHTEN OP GOEDE WIND OF SLEEPBOOT.

 

Het motorschip met roef én stuurhut ontstond in een tijd dat er nog veel gezeild werd. Schippers met sleepschepen moesten altijd enige tijd wachten voor dat er een sleepboot hen kwam ophalen. Voor een zeilschipper was het altijd een dilemma. Wachten we nog een dag of meer op goede wind of bestellen we een sleepboot. Dan was toch altijd weer afwachten totdat die verscheen. Op een gemotoriseerd schip bepaalt de schipper zelf wanneer er wordt gevaren. Ook dit kon als luxe worden ervaren.

 

6. VIERDE VERKLARING TERM LUXE MOTOR: DE OVERGANG VAN STUREN BUITEN NAAR STUREN BINNEN.

 

Veel van de luxe motors die in de advertenties in de veertiger jaren werden aangeboden waren beneden de 100 ton. De maten van 50 tot 65 ton komen regelmatig voor. Toch werden dat ook luxe motors genoemd. Dat spoort niet helemaal lekker met de ruime roeven die de Luxe Motors zouden hebben. Want meet maar na. Een Luxe Motorschip van 50 ton, 20.68 x 3.67 x 1.40 m. Hoe riant zal die roef geweest zijn?[1]

Het enige dat overblijft om een motorschip een Luxe Motor te noemen is de stuurhut. Ook anderen hebben al eerder opgemerkt dat dit een rol kon spelen. Eigenlijk is het logisch. Op een snel varend motorschip voel je als je buiten staat ook als het windstil is de wind in je haar. Dankzij de stuurhut nooit meer sturen in de open lucht, geen regen of buiswater meer recht in je gezicht. Om over kou nog maar niet te spreken. Dat werd als zeer comfortabel, als luxe ervaren.

Was de benaming Luxe Motor ontstaan in de Noordelijke provincies en aanvankelijk streekgebonden, na de Tweede Wereldoorlog is de term onder meer door weekblad Schuttevaer landelijk nogal gepropageerd. Zo sterk zelfs dat tegenwoordig alles wat een kont heeft als een vroegere sleepboot, de stuurhut voor de roef heeft en voorzien is van een kop met een rechte steven een Luxe Motor heet.

[1] Weekblad Schuttevaer, 26-03-1949

Afbeelding 7. Onbekend Nederlands motorschip in Limburg an der Lahn. Het lost hier balen meel voor ‘Bäckereigenossenschaft Limburg’. De stuurhut staat los voor de roef.

[Foto anoniem. Datering na 1918, vroege jaren twintig. Gepubliceerd op 11 mei 2016 in de rubriek Schiffahrt auf der Lahn op www.binnenschifferforum.de. Op de achtergrond de Dom.

 

Alles wijst erop dat de term luxe motor niks te maken heeft met de grootte of de luxe betimmering van de roef maar alles met de aanwezigheid van een stuurhut. Nu vinden we een stuurhut de normaalste zaak van de wereld. Maar er is een tijd geweest waarin dat anders lag. Als schipper moest je niet alleen je ogen maar ook je oren goed kunnen gebruiken. Velen vonden dat je dan niet binnen moest staan. Het heeft heel lang geduurd voordat de stuurhut op binnenschepen gemeengoed werd. Een stuurhut op een nieuwgebouwd motorschip was in het begin van de twintigste eeuw niet minder dan revolutionair. Nu moeten we ons niet al te veel voorstellen van het formaat van die stuurhutten. Gemiddeld was de breedte van de stuurhut te stellen op een derde van de scheepsbreedte. Dit is gebaseerd op de onderzochte werftekeningen. Dus op een motorschip van 4.80 m. breed was de breedte van de stuurhut 1.60 m. Ook op oude foto’s is goed te zien dat de eerste generatie motorschepen opvallend kleine stuurhutten hebben.

 

7. VIJFDE VERKLARING TERM LUXE MOTOR: DEZE MOET ZIJN OVERGESPRONGEN VAN PLEZIERVAARTUIG NAAR VRACHTVAARTUIG.

 

Deze hieronder voorkomende berichten en advertenties maken het duidelijk dat zeker vanaf circa 1900 met de term ‘Luxe Motorboot’ of ‘Luxe Motor’ geen motorvrachtschip werd bedoeld.

Afbeelding 8. Anoniem 1904/05. Voorbeeld van een luxe motorboot begin twintigste eeuw. [Directiemotorboot Oog in Al, de Vleutense Wetering langs de Kanaalweg te Utrecht. 1904-05 tijdens bouw 2e schutsluis op het Merwedekanaal bij Utrecht. Cat.nr. 125928 Beeldbank (Het Utrechts Archief.] De Oog in Al is in 1904 gebouwd  op de werf “Nicolaas Witsen” van firma W.F. Stoel & Zoon te Alkmaar voor Rijkswaterstaatwerk bij Utrecht.

 

Afbeelding 9. Opgave gebouwde schepen per werf in De Ingenieur van 9 juni 1906

In 1906 liet de werf W.F. Stoel te Alkmaar zien dat er naast Luxemotorboten ook vrachtmotorboten gebouwd werden.[1]

[1] De Ingenieur, 09-06-1906

De vereniging tot bevordering vreemdelingenverkeer te Harlingen organiseerde in 1913 niet alleen een zeilwedstrijd voor jachten, boeiers, vracht-, beurt- en vissersschepen, er waren ook motorwedstrijden voor luxe- en vrachtmotorschepen.[1] Ingeschreven waren 15 luxe-motor- en 7 vracht-motorschepen.[2]

[1] Leeuwarder courant, 07-06-1913

[2] De Courant, 17-06-1913

Afbeelding 10. Aankondiging in de Leeuwarder courant 7 juni 1913

 

Werf Pannevis maakte vrachtmotorboten en daarnaast ook stalen luxemotor-, stoom- en zeiljachten.[1]

Makelaar H. Nieveen te Amsterdam bood in een advertentie motorvrachtboten te koop aan. Van 25 ton grootte tot 114 ton. Onderaan stond apart ‘luxe motor en zeiljachten’.[2]

[1] Adressen van fabrieken in Nederland, 1915-1920

[2] Schuttevaer, 03-11-1917

Afbeelding 11. Stalen luxe motorboot gebouwd op de werf ‘Nicolaas Witsen’ van W.F. Stoel aan de Eilandwal te Alkmaar. [Collectie Regionaal Archief Alkmaar, fotonr. FO 1010929.]

 

Zoals het er nu naar uitziet werd voor de Tweede Wereldoorlog, in ieder geval in advertenties, met Luxe Motorboot bijna altijd een pleziervaartuig bedoeld. Soms betrof het een rondvaartboot maar nooit een motorvrachtschip

Einde deel 1 

Begin Deel 2

 

8. DE BOUW VAN MOTORSCHEPEN MET STUURHUT EN ROEF BEGON EERDER DAN 1920

 

De meeste auteurs laten de Nederlandse motorvrachtvaart weliswaar beginnen met de beurtvaartmotorschepen maar schakelen al snel over naar het type motorschip dat bekend is geworden als de Luxe Motor. Dit type schip was vooral populair bij de particuliere schipper die de vrije vaart beoefende. In de twintiger en dertiger jaren van de vorige eeuw zijn grote aantallen van dit soort schepen gebouwd. Overal in Nederland liepen deze schepen van stapel. Sommigen wijzen erop dat er regionale verschillen zijn aan te wijzen. Zo zouden Noordelijke schepen een herkenbaar achterschip hebben. Met een korter en steiler achterschip dan de in het westen gebouwde schepen. Dan mag voor bepaalde werven zo geweest zijn. Het kan echter niet dienen voor een altijd geldend onderscheid. Zo betrok bijvoorbeeld de Groningse werf Wortelboer tekeningen voor motorschepen van Scheepsbouwkundig Bureau Gebr. Houweling te Rotterdam.[1]  Zij waren niet de enige, ook Bureau N.V. Technéma v.h. Ingenieursbureau Fr. Eriksson te Rotterdam leverde bestekken en tekeningen voor motorschepen die konden worden gebouwd op werven overal in Nederland. In 1923 konden zij een nieuw motorschip van 120 ton met een “Avance” motor van 36 pk, een fraaie salon en een teakhouten stuurhut laten bouwen voor f. 16.300. Levertijd was 12 weken.[2]

De in de twintiger en dertiger jaren van de vorige eeuw gebouwde motorschepen met roef en stuurhut kwamen als type niet uit de luchtvallen. In het begin van de twintigste eeuw werd er al mee geëxperimenteerd. Niet massaal, maar toch.

 

Het zou voor een goed in- en overzicht van de scheepstypes de voorkeur verdienen om de aandacht minder op de werven te richten en meer op de zelfstandige scheepsbouwkundige ingenieurs die de werven van tekeningen voorzagen. De door hen geleide bureaus leverden op grote schaal technische tekeningen en lijnenplannen aan veel werven in Nederland maar ook daarbuiten. Ik noem A. J. J. van den Andel (1863-1925) te Amsterdam. L.J. Otto (1873-1954) te Rotterdam, P. Intveld (1887-1969) [3] te Delft en de Gebroeders Houweling te Rotterdam om er maar enkele te noemen.

 

[1] Anna Maria Houweling, een zus van de Gebr. Houweling, was in 1909 met Fredericus Gerhardus Wortelboer getrouwd. (Uit een nog niet gepubliceerd onderzoek naar de scheepswerven te Willemstad.)

[2] Schuttevaer 18-08-1923

[3] Ook Paulus in ‘t Veld

 

 

9. MOTORSCHEPEN MET ROEF ÉN STUURHUT GEBOUWD VÓÓR 1915

 

 

Hier volgen de gegevens van achttien motorschepen die gebouwd zijn in de periode 1901 tot en met 1914 met roef én een stuurhut. Met twee uitzonderingen: het in 1909 gebouwde tankmotorschip Sophia en de in 1911 gebouwde Koning Albert. Deze schepen hebben wel een stuurhut maar geen roef, althans geen bovendekse roef.

Dit waren de voorlopers van het type motorschip dat later de naam luxe motor zou krijgen.

Het begint in het jaar 1914 en gaat zo verder terug in de tijd. Deze voorbeelden laten zien dat de luxe motor niet zomaar ineens verscheen. Ik pretendeer niet dat ik alle motorschepen, van vóór 1915, met roef én stuurhut heb gevonden. Er zijn er zeker meer geweest.

 

 

10.   1914       ELIZABETH

Afbeelding 12. Motorschip Elizabeth [Algemeen plan van motorvrachtboot Elizabeth, collectie MMR, tekening TS474]

 

Johannes Theodorus Schot (1861-1938) schipper te Bergen op Zoom liet in 1913/14 bij de werf De Hoop van Gebr. J. en P. Boot te Leiderdorp het motorschip Elizabeth bouwen. Bouwnr. 919. Het was 29.00 meter lang en 6.06 meter breed en 150 ton groot.[1] De lengte-breedte verhouding van 4.7 : 1 van dit schip is bijzonder te noemen. Het heeft in ieder geval niet geleid tot opvallend brede gangboorden.

Er verscheen op 7 mei 1914 een bericht in het Algemeen Handelsblad: …De machinist van het te Bergen op Zoom thuis behorend motorschip Elizabeth dat voor de spoorbrug in Schiedam lag, vloog toen hij bezig was met de motor in brand. Hij sprong in de Schie en had vrij ernstige brandwonden…

Voordat Schot met het motorschip ging varen voer hij op de 130 ton grote klipper W.U.T.A. (ex Louise Constantia).[2]

 

[1] LSD, Meetnr. H1845N 17 feb. 1914

[2] LSD, Meetnr. R1594N 17 nov. 1900 [W.U.T.A. is Wacht uw tijd af.]

 

 

11.    1914     GRUNO

Afbeelding 13. Foto Anoniem van Marhisdata, bij Meelfabriek ‘Kungsörnen’ te Uppsala. Collectie B.W. (Ben) Scholten. Het is niet waarschijnlijk dat de enorme opbouw boven de roef er vanaf de tewaterlating op heeft gestaan. Verder vertoont het alle kenmerken van een in Nederland gebouwd motorschip.

Afbeelding 14. Foto anoniem. 1920. Op het Kustvaartforum geplaatst 31 jan. 2016 door Ben.

Op de werf van de gebroeders J. en G. Verstockt te Martenshoek werd in 1914 het motorschip Gruno gebouwd. Het werd op 8 augustus 1914 te Hoogezand als motorschip gemeten.[1] Voor de duidelijkheid, het werd gemeten als binnenschip. Lang 30.54 meter, breed 5.40 meter en 190 ton groot. Gebouwd voor rekening van schipper Jans de Vries (1873-1951) te Groningen.[2] Het schip werd in 1917 verkocht naar Zweden en vertrok op 13 mei 1918 van de Nieuwe Waterweg naar Zweden samen met de Advendo III achter de Zweedse sleepboot Edison. Zie voor de Advendo III bij 1904. (bron Marhisdata)

Harry de Groot schreef op 7 februari 2016 op het Binnenvaartforum dat hij zich niet kon voorstellen dat dit model luxemotor in 1914 werd gebouwd. In die jaren werden nog volop schoeners gebouwd. Hij schreef verder: Dit type schip werd toch voornamelijk na 1920 gemaakt…

 

[1] LSD, Meetnr. Hz1762N, 08-08-1914.

[2] De Maasbode, 12-07-1914.

 

 

12.     1913       TIJDGEEST

Afbeelding 15. Foto anoniem. Motorschip Tijdgeest. Foto T. Plantinga. Archief Hans Terpstra.  [via www.debinnenvaart.nl ]

 

Hoe precies de eigendomsverhoudingen lagen bij de schepen van de broers Matthijs en Bouke Feenstra is niet duidelijk.[1] In 1932 waren beiden volgens de Scheepmetingsdienst voor de helft eigenaar van het motorschip Tijdgeest, maar toen dit schip in 1913 gemeten was stond Bouke alleen als eigenaar genoteerd. Eerder waren de broers Feenstra gezamenlijk eigenaar van het in 1909 gebouwde motorschip Energie. (Zie verderop 1909 Energie)

De Tijdgeest is in ieder geval gebouwd op de werf van de gebroeders De Goede in Zwartsluis. Het schip was 29.21 meter lang en 5.38 meter breed en 167 ton groot. Het kreeg een 45 pk Kromhoutmotor ingebouwd.[2]Een zogeheten Ruwoliemotor met waterinjectie. Als bijzonderheid kan gemeld worden dat de stuurhut los voor de roef stond. Het schip was uitgerust met zwaarden en had een (gedeeltelijk) zeiltuig. Het schip werd in 1932 verkocht aan hun neef Willem Frederik Feenstra (1903) die vanaf 1949 met dit schip in de zomermaanden met passagiers ging varen.[3] Hij werd daarmee de grondlegger van Feenstra Rijn Lijn, een rederij voor riviercruises.

 

[1] Beiden geboren in Den Haag, respectievelijk 1872 en 1874. Zie voor hen ook: 1909 Energie.

[2] LSD Meetnr. Z384N 30 aug. 1913.

[3] Willem F. Feenstra was een zoon van Keimpe, de oudste broer van Matthijs en Bouke.

Afbeelding 16. In 1966 kreeg de Tijdgeest een permanente stalen opbouw. In 1964 had zij al een 230 pk Deutz motor gekregen. De oude roef bleef gehandhaafd. Foto archief Hans Terpstra. [via www.debinnenvaart.nl ]

 

 

13.     1913      SCHELDESTROOM

Afbeelding 17. Hier de Scheldestroom links in het Goese Sas. Er voer toen een zetschipper met het schip.  Rechts het in 1928 gebouwde motorschip Vertrouwen van L. Schipper. De Scheldestroom heeft een bredere stuurhut dan gebruikelijk voor een schip uit 1913. De foto is van na 1928, het is dus mogelijk dat het schip een grotere stuurhut heeft gekregen.

 

Marinus Bouterse (Kats 1881) zoon van arbeider Jan Bouterse en Maatje de Wild, trouwde als 25-jarige schipper in 1906 met Pieternella Wiskerke. Zij voeren als eigenaars op de Antoinette Marie, een in 1907 te Waddinxveen gebouwde stalen aak van 78.9 ton.[1] In 1913 liet Marinus het motorschip Scheldestroom bouwen als bouwnummer 530 bij D. en Joh. Boot te Gouwsluis (Alphen aan den Rijn). Het schip was 26.25 meter lang en 5.00 meter breed en 124 ton groot. Bouterse voer aanvankelijk van Dordrecht, Middelburg en later van Terneuzen. De Marie Antoinette werd in 1913 verkocht aan schipper A.J. Moerland uit Stavenisse.

Zoon Jan Bouterse (1909-1975) vertelde me ooit het verhaal dat hij, een jongen nog, bij de oversteek van Hansweert naar Terneuzen met de Scheldestroom bij stormweer in de machinekamer moest gaan zitten. De toegang werd dan dichtgemaakt met een kleed dat werd vastgekegd. Opgesloten dus. Bij aankomst of bij een noodsituatie onderweg moest hij de motor bedienen. Hij liet weten dat hij zich dan verre van prettig voelde.

[1] LSD, Meetnr. R3303N 18 nov. 1907