EERSTE WERELDOORLOG  1914 - 1918

 

Werk van de Belgische schilder Frans van Damme (1858-1925) [Formaat 126 x 202 cm.] Wikimedia Commons. De Kop van het Hoofd. Een vissersschip, vermoedelijk een hoogaars, loopt de haven van Bergen op Zoom binnen gevolgd door een lege tjalk. De man en de vrouw op de voorgrond plukken misschien wat zeekraal. 

Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog stroomde Bergen op Zoom vol met gevluchte Belgen. Later waren er twee grote tentenkampen. Op de grote markt was een gaarkeuken ingericht. In totaal zijn er in heel Nederland een miljoen Belgen opgevangen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog kon Nederland neutraal blijven omdat dat in het belang was van zowel Duitsland als Engeland. Ons land kwam er desondanks niet ongeschonden vanaf. Zo gingen 88 Nederlandse koopvaardijschepen ten gevolge van de duikbotenoorlog ten onder. Noot De overzeese handel ondervond grote hinder. Toch lag het vervoer niet stil.

 

‘De scheepvaartdrukte te Hansweert, Zeeland’s poort naar België, verschilt weinig bij vredestijd, tenminste wat tonnenmaat betreft. Buiten het Relief-comité brengt vooral Duitschland hier beweging met zijn nooit gestopten aanvoer van zand en grind. Dit gaat in twee richtingen, naar Antwerpen en Gent.’ [1]

 

Lading uit Duitsland moest trouwens om de Engelsen te vriend te houden voorzien zijn van een verklaring van de Duitse overheid dat de goederen niet voor militaire doeleinden bestemd waren. Zand en grind werden vanaf het begin van de oorlog vanuit Duitsland in grote hoeveelheden door Nederland naar bezet België vervoerd, voornamelijk door Nederlandse schippers. Hoewel de Nederlandse regering er vanuit ging dat het zand en grind voor onderhoud en aanleg van wegen gebruikt werd, protesteerde al vanaf 1916 de Engelse regering heftig tegen deze doorvoer. Natuurlijk hadden de Engelsen gelijk: het zand en grind werd grotendeels gebruikt voor de aanleg van bunkers. De Nederlandse regering wilde niet toegeven. Voor de oorlog ging er 75 duizend ton zand en grind per maand vanuit Duitsland naar België. Berlijn wilde vijfhonderdduizend ton per maand. De Nederlandse regering ging akkoord met 420 duizend ton maandelijks en negeerde de Engelse protesten.[2]

Wat inmiddels de ‘zand- en grindkwestie’ was gaan heten werd begin 1918 weer acuut. De Nederlandse regering werd door zowel als Engeland als Duitsland onder druk gezet. Het heeft maar een haar gescheeld of Nederland was bij de Eerste Wereldoorlog betrokken geraakt.           

[1] De Telegraaf, 25 augustus 1916, 6.

[2] Staarman, ‘De zand- en grindkwestie, 214.

 

EEN LADING BRIKETTEN VAN DUITSLAND NAAR BELGIE

Mijn grootvader C.J.Touw BWzn (1876-1944) bracht vanuit Ruhrort met zijn klipper Zuid-Nederland in 1917 een lading steenkoolbriketten en zout naar het door de Duitsers bezette Gent. Daar aangekomen moest hij zich melden op het stadhuis. Daar werd hij verwelkomd en op beide wangen gekust door Edward Anseele, raadslid en schepen van Gent. Hij riep uit: ‘Schipper, schipper dat zout betekent voor ons thans meer dan goud!’. Mijn vader heeft er als zevenjarig jongetje verbaasd naar staan kijken. Anseele, de zoon van een ongeletterde schoenmaker, zou het nog ver schoppen. Van 1918 tot 1921 was hij in België minister van openbare werken en van 1925 tot 1927 minister van spoorwegen en PTT. De briketten droegen in reliëf het opschrift: Gott strafe England. [1]

[1] Mededeling van mijn vader, die altijd spijt heeft gehad dat hij een briket die jarenlang aan boord van Atalanta werd bewaard, nooit heeft meegenomen.

 

Collectie Oudheidkamer Twente te Enschede

 

De Nederlandse handel heeft tijdens de eerste jaren van de oorlog goed verdiend. Voorraden in Nederland en ook de producten van land- en tuinbouw werden voor buitensporige bedragen aan de oorlogvoerende landen verkocht. De Nederlandse industrie, landbouw en scheepvaart maakten in 1914, 1915 en 1916 grote winsten. Maar in 1917 en 1918 kreeg Nederland te maken met economische stagnatie. Levensmiddelen en brandstoffen werden gerantsoeneerd. De werkgelegenheid nam sterk af en de kosten van levensonderhoud namen toe. Arbeiders, ondervoed en slecht gekleed, waren er slecht aan toe. De bur-gerlijke elite wist in de laatste periode van de oorlog de schade beperkt te houden. De kloof tussen arm en rijk was in ieder geval wijder geworden.[1]

[1] Kossmann, De Lage Landen, deel II, 29-40.

 

VERVOLG KLIK  INTERBELLUM 1918-1939

1 TERUG NAAR  SCHEEPSMOTOR IV