NEDERLAND KRIJGT MODERNE TREKKEN  1860

 

 

Langzaamaan komen we nu in het tijdperk dat Nederland verandert. De industrialisatie komt op gang. Het gaat nog langzaam. Op het Nederlandse grondgebied heeft men te lang voor de verbindingen tussen de steden gerekend op de gemakken die bijvoorbeeld de trekschuiten boden. De zeilende beurtvaart was weliswaar voor een flink deel vervangen door de snellere en stiptere stoomgoederen- en passagiersboten, maar door dit goed georganiseerde vervoer over water waren straat- en spoorwegen in een later stadium aangelegd dan in de ons omringende landen.[1]

 

LOPEN VAN BREDA NAAR BERGEN OP ZOOM KOSTTE GELD

Van 22 mei 1861 tot 26 juni 1862 vervulde overgrootvader Bastianus Willhelmus Touw zijn militaire dienstplicht als milicien van het 2e Regiment Vestingartillerie te Breda. [2] Toen hij in 1862 met groot verlof naar Bergen op Zoom terugreisde reed er nog geen trein tussen beide plaatsen. Wel reed er al een trein tussen Breda en Roosendaal. Bergen op Zoom was nog een vestingstad en lag geheel tussen haar hoge wallen. In die tijd was zelfs lopen van Roosendaal naar Bergen op Zoom niet gratis. De straatweg telde een aantal tollen. Overal in Nederland moest betaald worden om van de wegen gebruik te maken. Voor een wandeling van Amsterdam naar Haarlem moest omstreeks 1750 tien cent betaald worden. Dezelfde tocht per trekschuit kostte 25 cent.[3]

 

In de Nederlandse steden maakten kinderen van 6 tot 12 jaar rond 1860, in de plaatselijke industrie zoals dekenfabrieken, tapijtindustrie en glasblazerij, werkdagen van 15 tot 18 uur.[4] Nederland kende omstreeks 1860 nog geen grootindustrie en dus geen arbeidersbeweging. De eerste echte vakvereniging is het in 1861 opgerichte fonds door Amsterdamse typografen. Zij had ten doel om leden ‘zedelijke en stoffelijke hulp’ aan te bieden, in alle omstandigheden. Dus ook bij werkloosheid die niet door ziekte of schuld veroorzaakt was. Een tijdgenoot als Nicolaas Beets, die niet beter wist of armen waren braaf en tevreden, vroeg zich in een gedicht in 1867 verbaasd af: ‘Wat wil men toch?’

[1] Filarski, Kanalen van de Koning-Koopman, 31-32.

[2] Aantekening op zijn paspoort, afgegeven 26 april 1865. Collectie Touw.

[3] Filarski, Teg

[4] Romein, De Lage Landen bij de zee , 504.

[5] Beets, Gedichten, 249.

 

 

In 1858 was er door Arnoldus Asselbergs (1811-1881) aan de Zuidzijde Haven in Bergen op Zoom een gasfabriek opgericht en in 1862 kwam er door toedoen van de Belg Felix Wittouck de eerste suikerfabriek. De Sucreries de Breda et de Berg op Zoom was eveneens gevestigd aan de Zuidzijde haven en ging in 1916 over naar de nieuw opgerichte Coöperatieve Suikerfabriek ‘De Zeeland’. Zowel de gasfabriek als de suikerfabriek waren belangrijk voor de Bergse schippers. De fabrieken gebruikten veel kolen. Suiker, melasse en pulp werden per schip afgevoerd. Suiker in jutezakken, het afvalproduct melasse in houten vaten. Pulp werd los gestort.

 

De Suikerfabriek van F. Wittouck aan de Zuidzijde Haven omstreeks 1910.  Van de drie hoge loodsen is alleen de derde van rechts nog over en het lagere gedeelte daarnaast, vierde van rechts, is er ook nog. 

Het nog bestaande gedeelte van de Suikerfabriek van Wittouck. Zuidzijde Haven 39 / 41.

Foto: Wies van Leeuwen 01-01-1991, collectie BHIC, PNB0015070

STAKING BIJ WITTOUCK OKTOBER 1871

In de beetwortel-suikerfabriek van den heer Wittouck te Bergen op Zoom heeft een 40-tal werklieden het werk gestaakt.

Zij willen een cent per ketel meer bekomen. De eigenaars van drie dergelijke fabrieken aldaar hebben besloten de werkstakers niet in dienst te nemen.[1]

 

In mei 1888 werd er in de suikerfabriek van Wittouck een proef genomen met het zogenoemde 'Wells Licht'. Dat gaf een krachtig wit licht. De installatie kon door een gewone werkman bediend worden (!) en was verplaatsbaar. Twee jongens konden het dragen. De proefneming was naar wens: op een afstand van 100 meter kon men de krant lezen. [5]

'Wells Licht' werkte ongeveer op dezelfde manier als een soldeerlamp. Olie werd onder druk door een verhitte buis gepompt.

Advertentie uit 1889. Het apparaat werd geïmporteerd door de firma Wynmalen en Hausmann te Rotterdam.

[Bron: Grace's Guide to British Industrial History]

 

In 1863 werd de spoorlijn Roosendaal – Bergen op Zoom aangelegd. Hiervoor waren er aanpassingen aan de oostelijke zijde van de vesting noodzakelijk.[2] Een paar jaar later werd bij Koninklijk Besluit van 16 januari 1867 de vesting Bergen op Zoom opgeheven. In 1870 kwamen er nog twee suikerfabrieken bij. Ten noorden van het arsenaal kwam de suikerfabriek Van der Linden & Co. Dit bedrijf verkaste in 1914 naar Groningen. In de bedrijfsgebouwen kwam de Potasfabriek die tot 1971 in werking bleef. De eveneens in 1870 opgerichte suikerfabriek Laane, Rogier en Daverveldt, ook bekend als De Twaalf Apostelen was in tegenstelling tot de andere suikerfabrieken niet aan de haven gevestigd maar aan de Oostzijde van de Bredasestraat bij het station. Deze fabriek werd in 1902 ontmanteld.[3]  Tussen 1868 en 1871 werd de vesting gedeeltelijk afgebroken. Het heeft nog tot 1890 geduurd voordat het karwei geklaard was.[4] Bergen op Zoom bleef echter zijn militaire karakter houden: er kwamen oefenterreinen en een nieuwe kazerne. Bergen op Zoom veranderde van een slapende vestingstad in een stad waar de industrie een steeds grotere plaats kreeg.

[1] De Kolonist,29 oktober 1871.

[2] Van Ham, Historische Stedenatlas, 45.

[3] Van Ham, Gids voor oud Bergen op Zoom, 394.

[4] Van Ham, Gids voor oud Bergen op Zoom, 19.

[5] Het Nieuws vd Dag, 05-05-1888.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb