VERARMEND NEDERLAND

Napoleon, die in 1799 in Frankrijk door een staatsgreep aan de macht gekomen was, stelde in de loop der jaren steeds hogere financiële eisen die de Bataafse schatkist uitputten. Na de afkondiging van het Continentaal Stelsel in 1806 begreep Napoleon, sinds 1804 keizer der Fransen, dat Holland hem nooit zou blijven steunen. Daarom maakte hij een eind aan de Bataafse Republiek en vormde hij in 1806 Holland om tot een koninkrijk met zijn broer Louis als koning Lodewijk Napoleon. Niemand in Nederland ging er tegen in, raadspensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck trad gewoon af om betere tijden af te wachten.[1]

Het Continentaal Stelsel had als doel Engeland economisch te vernietigen. Handel met Engeland, op wat voor wijze ook, werd streng verboden. Van een zeevarende natie werd Nederland nu een land waar landbouw en nijverheid een grotere rol dan voorheen moesten gaan spelen. De grondslag voor een nieuwe economische structuur werd hiermee gelegd. Nederland verarmde steeds meer, een steeds groot gedeelte van de bevolking leefde van de bedeling.[2]

 

[1] Kossmann, De Lage landen, deel I, 87.

[2] Kossmann, De Lage Landen, deel I, 92.

 

EEN SCHIPPER MET VEEL SCHULDEN IN 1807

 

Jan Jansz Touw, hij was nog steeds beurtschipper op Amsterdam, werd in 1807 evenals zijn vrouw Anna Schot ernstig ziek. Zij kwamen kort na elkaar te overlijden, op respectievelijk 28 en 31 augustus. Doodsoorzaak was zinkingkoorts: een oude term voor griep. Door notaris Laurentius de Geep werd op 4 november 1807 een overlijdensinventaris opgemaakt. De nagelaten goederen bestonden slechts uit een schip, losse meubelen en scheepsgoederen. Het schip Den Jongen Arnout was een zogenoemde poon. Dit was het schip dat Jan Touw in 1788 in Antwerpen van Laurens van Tongeren had gekocht. Het schip was genoemd naar diens zoon Arnout van Tongeren. Er waren verschillende soorten ponen, met en zonder paviljoen. Uit het feit dat er een paar glasgordijntjes worden genoemd, kan men concluderen dat het een paviljoenpoon is geweest. Een paviljoenpoon had aan beide zijden van het achterschip, het paviljoen, een venster. Uitdrukkelijk staat geschreven dat alle goederen in de poonschuit zijn gevonden. Door de aanwezigheid van de garderobe van Anna Schot kan aangenomen worden dat zij heeft meegevaren. Dit zal ook wel noodzakelijk zijn geweest gezien de vrij grote schulden die zij her en der hadden uitstaan. Er zat een hypotheek van ƒ 900 op het schip, daar was pas ƒ 500 van afgelost. De Geep, de hypotheekgever, had dus nog ƒ 400 tegoed. Een aantal familieleden had gezamenlijk ƒ 322 te vorderen. Andere schuldeisers kregen nog iets meer dan ƒ 1000, onder andere voor geleverd scheepstimmerwerk, zeilwerk, smidswerk, houtwerk, brood, vlees en kaas. Waarschijnlijk hadden ze lang op de pof geleefd. De begrafeniskosten waren nihil omdat Jan Touw lid was geweest van het begrafenisfonds dat de schippers en potmakers van Bergen op Zoom gezamenlijk onderhielden.

De voogden, Pieter Schot en Willem Touw, ooms van de twee nog minderjarige kinderen Maria Elisabeth en Jan, zullen kans hebben gezien dit tot een goed einde voor de erfgenamen te brengen. Het schip was namelijk niet verzegeld, dus niet in beslag genomen.[1]  De in 1807 achttienjarige zoon Jan is later vrijschipper en rond 1832 beurtschipper op Gouda. Dochter Maria Elisabeth was in 1807 als twintigjarig dienstmeisje in huis bij Johannes Schmeltzer, winkelier en lid van de gemeenteraad, met wie zij na het overlijden van zijn vrouw zou trouwen. In Scheepsinventaris uit 1807 volgt de volledige beschrijving van de scheepsinventaris.

 

[1] MHC, NA., inv. nr. 1073, nr. 115, 4 november 1807.

 

 

Uit de hierbovenstaande kadertekst blijkt dat zelfs een eens succesvolle schipper het in deze periode meer dan moeilijk had. Dat werpt een donkere schaduw op het lot van degenen die tot de klasse der minvermogenden moeten worden gerekend.

Het Koningrijk Holland onder Lodewijk Napoleon heeft tot 1810 bestaan. Maar het jaar ervoor, toen de Engelsen Walcheren bezetten, had Napoleon Nederland bezuiden de Waal al bij Frankrijk ingelijfd. Bij het Decreet van Rambouillet op 9 juli 1810 werd Nederland in zijn geheel bij Frankrijk ingelijfd. Nu konden Franse douaniers de destijds grootschalige smokkel met Engeland gaan verhinderen. De legale handel lag zo goed als stil.[1]

Toen Bonaparte in december 1812 zijn leger in Rusland had verlaten om in Parijs orde op zaken te stellen besefte men overal in Europa dat zijn tijd er op zat. Van het grote leger was vrijwel niets over. Landen als Rusland, Pruisen, Oostenrijk, Engeland en al hun kleine bondgenoten sloten zich aaneen om Napoleon in 1813 bij de Volkerenslag te Leipzig op de knieën te dwingen. Uiteindelijk stortte Frankrijk in en kon er een nieuwe tijd aanbreken. Napoleon werd eerst naar Elba en later naar het eiland Sint-Helena verbannen.

Toen in 1813 Willem Frederik, de zoon van Willem V, al in Scheveningen was geland bleef Bergen op Zoom nog steeds door de Fransen bezet. In de nacht van 8 op 9 maart 1814 deed een Engels leger nog een aanval op Bergen op Zoom. Deze aanval met gevechten in de straten van Bergen werd afgeslagen. Hoewel de Fransen in de minderheid waren, leden de Engelsen grote verliezen. Door de Engelse commandanten was voor de aanval, die op verschillende plaatsen zou plaatsvinden, een tijdstip afgesproken. Echter, iemand heeft zich niet aan de afspraak gehouden of de horloges liepen niet gelijk. Daarbij maakte de Engelse bevelhebber Graham de fout om de aanval op onbekend terrein in het donker te beginnen. De soldaten zagen geen hand voor ogen en raakten in paniek. Daardoor mislukte de aanval waarbij 3000 man waren ingezet. Er waren 400 doden en 500 gewonden en 1600 man waren gevangen genomen. De Franse bezetting verloor 100 man en telde 400 gewonden.[2]

Enkele weken later, op 23 april, bleken de Fransen eindelijk bereid om te vertrekken. Geredeneerd vanuit het heden is deze actie van de Engelsen tamelijk zinloos geweest. Maar de Engelsen zagen in de Bergse haven een mogelijkheid om troepen en materiaal aan te landen om later Antwerpen in handen te krijgen. De Engelse bevelhebber Graham had kort te voren te horen gekregen dat zijn troepen teruggetrokken zouden worden. Om zijn onmisbaarheid ter plaatse duidelijk te maken besloot hij tot een onmiddellijke aanval op Bergen op Zoom. [3]

 

[1] Amsenga en Dekkers, ‘Wat nu?’ zei Pichugru, 80.

[2] Jones, Major Hugh M., Via www.battlefieldreview.com

[3] Ibidem

 

 

Kaart van Bergen op Zoom in 1814, met de positie van de Engelse troepen die de Fransen wilden verdrijven.

 

In de Franse tijd stond Bergen op Zoom bekend als een centrum waar de illegale handel welig tierde.[1] Zeeuws-Vlaanderen was door de Bataafse Republiek bij het verdrag van ’s-Gravenhage al in 1795 afgestaan aan Frankrijk. Dit vooral voor de Bergse potmakers belangrijke afzetgebied werd nu onderworpen aan hoge invoerrechten. Bergen op Zoom telde een flink aantal aardewerkfabrikanten, zij stonden daar bekend als potmakers. Zij wilden hun negotie niet zonder slag of stoot opgeven. Naast het potwerk werden ook andere producten als koffie, suiker, tabak en katoen naar Frans-Zeeuws Vlaanderen maar ook naar Frans-Brabant gesmokkeld. De retourvracht bestond uit onder andere uit bier, graan, kant en andere textielproducten. J. Goldstein, agent van ‘Nationale Oeconomie’, die in 1800 Bergen op Zoom bezocht schreef hierover:

‘De smokkelhandel op Braband is alhier geëtablisseerd en wordt er met veel voordeel gedreven.’ [2]

Naar het aandeel van de Bergse schippers in de reputatie van Bergen op Zoom als smokkelnest kan alleen maar gegist worden. Het kan niet anders dan dat zij in dit verhaal een rol hebben gespeeld: het vervoer van goederen vond nu eenmaal grotendeels over water plaats. Overal in de Bataafse Republiek waren schepen betrokken bij de sluikhandel. Veel zeeschepen maar ook vissersschepen waren omgevlagd. Voorzien van een neutrale vlag en van valse papieren voor een fictieve bestemming van de lading kon het vervoer min of meer gewoon doorgaan.[3]

Toen Bergen op Zoom in 1810 geen grensvesting meer was behield de stad een belangrijke transitofunctie.[4] Goederen voor de Zuidelijke Nederlanden kwamen per schip naar Bergen en werden per kar weer verder vervoerd. Het omgekeerde, aanvoer per kar en het verdere vervoer per schip naar Holland vond ook plaats

 

[1] Van den Eerenbeemt, Streven naar sociale verheffing, 6.

[2] Ibidem

[3] Kerkmeijer, ‘Groningers onder neutrale vlag’, 149-164.

[4] Van den Eerenbeemt, Streven naar sociale verheffing, 7.

 

VERVOLG KLIK  EINDE FRANSE TIJD