AAN BOORD WONEN

 

 

De meeste Bergse schippers hadden een beperkt vaargebied. Als er een reis werd gedaan waren ze snel weer terug. Alle Bergse schippers hadden volgens de gegevens van de volkstellingen van 1830 en 1840 een woning aan de wal. Daar komt verandering in na 1850. De vier hier na genoemde Bergse schippersfamilies kregen in het Bevolkings Register van 1850/60 de aantekening adres: ‘Haven schip’. Zij waren dus niet ingeschreven als inwonend bij hun aan de wal wonende familieleden.

Jan Touw (1789-1859), mijn betovergrootvader, was het gewend om met het gezin aan boord te wonen; ook zijn ouders hadden dat gedaan. Toch had hij verschillende keren een woning aan de wal. Zijn vrouw Aagje dreef dan een winkel. Ook hun schoonzoon Cornelis Schot (1810-1889) woonde aan boord van een schip. Goris Voorhans (1799-….) en Jacobus M. van Dort (1832-1908) verbleven ook met hun gezin aan boord. Deze vier Bergse schippers hadden al voor 1860 hun schip als vaste verblijfplaats.

In het register van degenen die de patentbelasting in de jaren 1871 – 1873 betaalden kunnen we zien dat er 19 Bergse schippers met hun gezin aan boord woonden. Dat komt neer op 35 procent van het totaal aantal schippers. Het zal duidelijk zijn dat het juist die schippers waren die de wilde vaart beoefenden. De beurtschippers hadden hun plaatselijke belangen en voeren op geregelde tijden.

 

De Italiaanse reisboekenschrijver Edmondo de Amicis bezocht in 1873 Nederland. Zijn observatie gedaan te Rotterdam is te aardig om niet te vermelden. Hem vallen de talloze binnenschepen op die in de havens van Rotterdam liggen.

 

‘Meest alle schepen, die in menigte in de grachten of havens van Rotterdam komen, bevaren slechts de Rijn en de binnenwateren van Nederland. Ze hebben slechts een mast en zijn breed en sterk gebouwd, en bont geschilderd als speelvaartuigen. De boorden zijn meestal lichtgroen geschilderd, aan de bovenkant rondom afgezet met   een lichtrode of witte streep, of enige strepen van verschillende kleur. De achtersteven is meestal verguld. Het dek en de mast zijn gevernist of geharpuisd en glimmen als de gladst gewreven vloer van een danszaal. De luiken, de emmers, vaten, spaken en boorden zijn rood geverfd, met witte en blauwe strepen afgezet. De kajuit, waar het       huisgezin van de schipper woont, is ook poppig geschilderd als een Chinese kiosk en de venstertjes met ruiten zo helder als kristal, zijn behangen met witte gordijntjes, geborduurd en met een rooskleurig lintje opgebonden. Alle ogenblikken die zij over hebben, zijn schippers, vrouwen en jongens druk bezig met wassen, vegen en wrijven       als ging het om het leven. En wanneer dan hun schip de haven uitgaat, alles in de puntjes en statig als een galakoets, dan staan ze recht als kaarsen op de achtersteven en zoeken met rechtmatige trots een stil compliment in de ogen van de mensen, die langs de grachten staan te kijken.’[1]

[1] De Amicis, Nederland en zijn bewoners, 46-47

 

In dezelfde tijd dat Edmondo de Amicis Nederland bezocht woonde 35 procent van de Bergse schippers op hun vaartuig. Althans de patentregisters van 1871/1873 wijzen dat uit. 15 van de 21 schepen waarop gewoond wordt vallen in de tonnageklasse 61 – 110 ton. Vier schepen zijn wat kleiner en zijn van 21 tot 60 ton groot. Opvallend is dat Joh. van Dort op zijn hoogaars Den Jongen Jan woonde. Het scheepje was maar acht ton groot.

Steeds meer Bergse schippers kiezen nu voor het wonen aan boord. Zij gaan de internationale vaart beoefenen en maken lange reizen. De schepen zijn zo veel groter geworden dat er geriefelijk aan boord gewoond kan worden. Nu ontstaat een nieuwe groep kapitaalkrachtige schippers die zich steeds meer afkeren van het leven aan de wal. Zij gaan pas aan de wal wonen als zij hun schaapjes op het droge hebben of omdat zij het zware leven niet meer aankunnen. Het is niet mogelijk om cijfers te geven van het aantal schippersgezinnen dat na 1880 aan boord woont. Veel Bergse schippers staan namelijk ingeschreven als inwonend bij hun aan de wal wonende familieleden.

 

VOORBEELD WAAROM HET BEVOLKINGSREGISTER NOOIT KLOPT

Op de Zuidsingel 23 te Bergen op Zoom stonden in 1946 vijf personen ingeschreven. Dat waren mijn grootmoeder, de weduwe P.Touw-Huisers, mijn vader en moeder, mijn zus en ik. Op grond daarvan kreeg mijn grootmoeder in de tijd van grote woningnood geen verplichte inwoning hoewel zij het huis alleen bewoonde. Wij woonden aan boord en kwamen zelden in Bergen op Zoom.

 

Dat vrouwen aan boord belangrijk waren is een feit. Op de grote Rijnschepen bemoeiden de vrouwen zich doorgaans niet met het werk aan dek. Dat was beneden hun stand. Op de wat kleinere binnenschepen werkte de vrouw vaak mee, stond aan het roer of bediende de fok. Wanneer er een aantal kinderen aan de wal in de kost was om school te gaan werd soms uit kostenbesparing de knecht weggestuurd en nam de vrouw een aantal taken over.

 

TWEE SCHIPPERSDOCHTERS DIE ELK ZELFSTANDIG EEN SCHIP BEVOEREN

Iemand die opviel was de uit Puttershoek afkomstige Engelina Muller (1897-1959), zij kocht als ongehuwde schippersdochter in 1929 de stevenaak Arbeid Adelt en heeft daar tot 1936 mee gevaren. Een andere was de uit Bergen op Zoom afkomstige Gesina Johanna Gielbert (1903-….) [1], zij bevoer met personeel als ongehuwde particuliere het sleepschip Gejo, een stevenaak van 318 ton.

 

Ik heb een schippersvrouw gekend die in plaats van haar man naar de beurs ging om reizen aan te nemen. Omdat zij het beurswerk deed was hij altijd aan boord. Hun schip zat daarom goed in de lak en zag er uit als een jacht. Maar ik moet er meteen bij zeggen dat de man stokdoof was en daarom niet kon onderhandelen met bevrachters.

 

Gelijktijdig met het succes en de groei van de internationale vaart in het algemeen en de Rijnvaart in het bijzonder was er ook een heel grote groep van binnenschippers die het niet zo goed ging. Dit toont aan dat dé binnenvaart eigenlijk niet bestaat. Frits Loomeijer laat in zijn boek Een eeuw Nederlandse binnenvaart duidelijk zien dat het een term is voor de activiteiten van groepen schippers. Elke groep heeft zijn eigen achtergrond en specifieke vaart.

 

[1] Zie GIELBERT sub III.

 

OF TERUG NAAR  SCHEEPSTYPE