STAATSCOMMISSIE  1905

 

De eerste vergadering van die Staatscommissie voor het binnenschippersberdijf werd op 27 mei 1905 gehouden, de laatste op 6 november 1911. Het 271 pagina’s en 27 bijlagen tellende rapport werd eind 1911 openbaar gemaakt. De commissie ondervond grote moeilijkheden om betrouwbare gegevens boven water te krijgen.

De schippers kregen hiervan de schuld. De moeizame gegevensverzameling werd toegeschreven aan het ambulante bestaan van de schipper. Hij had vaak geen vast adres of slechts een fictief domicilie. Over het gebrek aan medewerking van de zijde van de gemeentes repte de commissie met geen woord. Terwijl deze toch genoodzaakt was af te gaan op mondelinge inlichtingen en op onvolledige en onnauwkeurige ambtelijke opgaven.

Vragen als hoeveel binnenschippers er waren, waar zij gedomicilieerd waren, hoe groot de vloot was, wat er werd vervoerd en van welke herkomst en bestemming de lading was, konden ondanks de zeer uitgebreide enquête slechts bij benadering beantwoord worden. Hoewel de enquête dus eigenlijk was mislukt, kwam de commissie tot de conclusie dat er met de schippers en alles wat daar mee in verband stond niets aan de hand was.

In de schipperspers, lees weekblad Schuttevaer, was de instelling van de commissie met enthousiasme tegemoet gezien. Dat is niet verwonderlijk, want in de commissie zaten vertegenwoordigers van Schippervereniging Schuttevaer, nauw gelieerd aan het Weekblad Schuttevaer.

Toch vond de commissie het maar vreemd dat de schippers, die toch zoveel klachten hadden, zelf zo weinig belangstelling toonden. In ’s-Hertogenbosch kwamen ze zelfs helemaal niet opdagen. Hadden de schippers al in de gaten dat het een pappen-en-nathouden-onderzoek zou worden?