STORMRAMP ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1911

 

Vaak hadden schippers te maken met slechte weersomstandigheden. Ontvangers van de vracht stelden soms een premie in het vooruitzicht als een lading op een bepaalde tijd ergens werd afgeleverd. Schippers waren dan bereid grote risico’s te nemen. Individuele Bergse schippers kregen als het slecht weer was te maken met averij en in het ergste geval met het verlies van het schip. Elk jaar waren er wel een paar zware stormen en elk jaar waren er wel paar ernstige incidenten. In weekblad Schuttevaer staan heel veel berichten van uit de lijken gewaaide zeilen. Lijken zijn de verstevigde boorden van een zeil. Het voert hier te ver om van elke calamiteit waar een Bergse schipper bij betrokken was verslag te doen.

Een uitzondering wil ik maken voor de stormramp van 30 september 1911. Deze storm was bijzonder hevig en duurde uitzonderlijk lang en wel van zaterdagmiddag vier uur tot ’s nachts twee uur. Dat betekende tien uur achter elkaar orkaankracht.

Er was nog geen radio, maar er waren wel al weerberichten die in de krant stonden. Maar wie had onder het varen een recente krant? Schippers waren aangewezen op hun kennis van het weer en hun barometer.

Op de dertigste september 1911 veranderde het weer in zeer korte tijd. Het werd noodweer. In Bergen op Zoom werd de havendijk op verschillende plaatsen weggeslagen. Twee schepen die bij houtzagerij Verheul in lossing lagen werden zwaar beschadigd. Het betrof het ijzeren sleepschip Berdina van A.Schipper van Wildervank en de houten tjalk Anna van Terneuzen. De schepen waren over de beschoeiing en over de stenen weg tegen de dijk gesmakt juist ter weerszijden van de loskraan. De opvarenden hebben het overleefd.

Overal in Zeeland waren vissers- en binnenschepen vergaan. Niet alleen houten tjalkjes maar ook grote Rijnschepen en flinke stoomsleepboten waren tegen dit noodweer niet bestand. Tussen Dintelsas en het Heense sas zijn meer dan twintig schepen gestrand en/of gezonken. Zelfs schepen in de buitenhaven van Dintelsas lagen niet veilig. Twaalf schepen sloegen daar los en kwamen op het droge terecht. Eén kwam zelfs dwars bovenop de sluis te liggen.[1]

 [1] Ibidem.

 

Vier Bergse schippers waren in moeilijkheden gekomen. G.W. van Dort, beurtman op Zierikzee, lag tijdens de storm in de Zandkreek bij Katsche Veer ten anker. Samen met zijn zoon maakte hij daar bange momenten mee. De ankers raakten los en zij kwamen op de schorren van het Katsche Veer. Door in de golven te springen konden zij zich redden op de dijk. De andere dag ging Van Dort kijken en zag dat zijn schip een wrak was geworden. In de krant stond dat hij moest huilen toen hij zag dat alles was weggespoeld: kleren, geld, alles. Van de lading ‘peeën’ (suikerbieten) was niets over.[1]

Deze storm liet C. van Dort, beurtschipper op Hansweert en Wemeldinge, stranden bij Wemeldinge. Zijn schip ging eveneens verloren.[2] Het schip van Pieter A. Landa, bijgenaamd de Rotterdammer, geladen met buizen voor Den Briel, was bij de sluis van het Heensche Sas aan land terecht gekomen. Het schip werd als verloren beschouwd. Chris Landa (1918) de zoon van Pieter bij wie ik het bovenstaande relaas in 1986 probeerde te verifiëren, vertelde mij het volgende. Zijn vader kwam in de orkaan met een noodgang op de Vliet af. Hij raakte een ton en de ketting: daar vlogen de vonken vanaf. Eenmaal binnen moesten de ankers er onder anders waren ze op de sluis gelopen.[3] 

Uit Bergen op Zoom was die zaterdagmorgen mijn grootvader C.J.Touw BWzn met zijn klipper Zuid-Nederland leeg vertrokken. Voorbij Zijpe, in inmiddels zwaar weer, moest er gegijpt worden. Vooral bij harde wind is gijpen een gevaarlijke manoeuvre. Bij een voordewindse koers kan het bij een kleine koerswijziging al noodzakelijk zijn om het zeil van de ene kant van het schip naar de andere te brengen. Dit proces heet gijpen. Er bestaat altijd de kans dat het zeil plotsklaps volvalt en dan met een enorme vaart en kracht naar de andere kant schiet. Bij mijn grootvader liep het fout af. De schoot, een staaldraad met een diameter van 16 millimeter, brak. Daardoor sloeg de giek op het want doormidden. Er liep een hoge zee. Een boer die het zag gebeuren vertelde later dat het schip zo slingerde dat hij vreesde dat het zou kapseizen. Touw liet beide ankers vallen, maar die hielden niet en de klipper strandde op de Heensche schorren. Het schip kwam tot aan de dijk. Veel luiken waren honderden meters de polder in gewaaid.[4]

[1] Ibidem.

[2] Weekblad Schuttevaer, 13 jan. 1912: ‘Eindelijk op het droge. Het schip van beurtschipper C.van Dort van Bergen op Zoom, dat bij den storm van 30 sep. l.l. nabij Wemeldinge is gezonken, is thans met behulp van ledige tonnen op ’t droge gebracht’.

[3] Touw, ‘De Vreeselijke Scheepsramp te Heen’, 57-61

[4] Ibidem.

In de onmiddellijke nabijheid was een tiental mensen verdronken, waaronder een moeder met haar vijf kinderen. De eerste week kwam er geen water bij de Zuid-Nederland. Met veel moeite is het Touw gelukt om op eigen kracht met een springtij weg te komen. Steeds moest het anker verder weggebracht worden om dan met de vloed het schip weer een stuk verder door het slik te trekken.[1]

Voor de zwaarst getroffen schippers G.W. van Dort, C. van Dort en P.A. Landa werd in Bergen een inzamelingsactie gehouden. Op de redactie van Dagblad De Zoom en bij de heren Jac. Smout en P.Goossens aan de Zuidzijde haven kon geld worden afgegeven.

Sommige schippers namen het risico zich niet te verzekeren. Deels uit kostenbesparing en deels uit geloofsovertuiging.

Deze storm had erger kunnen aflopen. Er was een lange hete zomer aan vooraf gegaan. Veel dijken vertoonden grote scheuren door de droogte. Gelukkig was het uitgerekend die dertigste september doodtij. Daardoor bleef Zeeland voor een grote watersnood gespaard.

[1] Ibidem.

 

Houten tjalk Anna uit Terneuzen. Gelijk met een ander schip te Bergen op Zoom 30 september 1911 op de wal geraakt. Zij waren terechtgekomen ter weerszijde  

van de loskraan bij houtzagerij Verheul.

Foto collectie beeldbank Archief  Bergen op Zoom.